Wanneer u een financiering aangaat, kan de financier tot zekerheid om een pandrecht vragen. Ook kunt u zelf een pandrecht vestigen tot zekerheid. Maar wat houdt dat recht eigenlijk in?
Een pandrecht is een zekerheidsrecht dat kan worden gevestigd op goederen die geen registergoederen zijn. Hierbij kan er worden gedacht aan voorraad, inventaris, machines, vorderingen, melkgeld, maar ook dieren. In geval van een registergoed zoals onroerende zaken, wordt geen pandrecht gevestigd maar een recht van hypotheek.
Het pandrecht wordt gevestigd als zekerheid voor de terugbetaling van een (toekomstige) vordering. Door het pandrecht kan de pandhouder zijn vordering tot voldoening van een geldsom met voorrang boven eventuele andere schuldeisers verhalen.
Het pandrecht biedt de pandhouder (de schuldeiser) twee voordelen ten opzichte van de andere schuldeisers. Allereerst beschikt de pandhouder over het recht van parate executie. Dit houdt in dat als de pandgever (dat is degene die geld heeft geleend) niet terugbetaalt, de pandhouder het verpande goed kan executeren (verkopen) zonder tussenkomst van de rechter. De pandhouder mag dus het goed verkopen en de opbrengst houden. Als die hoger is dan het bedrag dat hij had uitgeleend, moet hij het overschot (onder aftrek van kosten) aan de pandgever voldoen. Ten tweede is een pandhouder separatist in geval van een faillissement. Dat betekent dat hij zich mag verhalen op het aan hem verpande goed alsof er geen faillissement is. De pandhouder hoeft dus niet zijn vordering in te dienen in het faillissement.
Het pandrecht kan in twee verschillende vormen gevestigd worden: het klassieke vuistpandrecht en het stil pandrecht. Het vuistpandrecht wordt gevestigd door middel van een overeenkomst tussen de pandgever en de pandhouder. Daarnaast wordt het goed in de macht van de pandhouder gebracht: die neemt het dus mee of slaat het ergens anders op.
Een stil pandrecht wordt gevestigd door middel van een notariële akte of een onderhandse akte die wordt geregistreerd bij de Belastingdienst. Het goed hoeft hierbij niet in de macht van de pandhouder te worden gebracht. De pandgever kan hier dus nog steeds over beschikken én gebruiken.
Let op: Wanneer er niet aan de wettelijke vestigingsvereisten wordt voldaan komt het pandrecht niet tot stand!
Maar wat als verschillende schuldeisers een pandrecht wil vestigen op hetzelfde object? Dat is geen probleem: op een en hetzelfde goed kunnen meerdere pandrechten gevestigd worden. Bij het bepalen van de rangorde van pandrechten geldt als uitgangspunt de prioriteitsregel: kortweg wie het eerst komt, het eerst maalt. Wie het pandrecht als eerste heeft gevestigd, mag zich als eerste op de verkoopopbrengst verhalen. Daarna mag de tweede pandhouder zich verhalen, en zo verder.
In tegenstelling tot het hypotheekrecht kent de wet geen mogelijkheid tot rangwisseling van pandrechten. Rangwisseling houdt in dat een later gevestigde hypotheek het eerder gevestigde hypotheekrecht ‘inhaalt’. Dit moet met een notariële akte, die wordt ingeschreven in het openbare register van het Kadaster. Deze rangwisseling is zoals gezegd gereld in de wet en wel in artikel 262 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
Maar de Hoge Raad heeft in 2021 bepaald dat rangwisseling bij pandrechten ook kan, ondanks de wet zo’n rangwisseling bij pandrechten niet met zoveel woorden mogelijk maakt. De Hoge Raad zegt hierover dat het recht van pand en het recht van hypotheek soortgelijke zekerheidsrechten zijn. Beide worden geregeld in artikel 227 van boek 3 van het BW. Derhalve vindt de Hoge Raad dat het in het stelsel van de wet past en het aansluit bij de in de wet geregelde gevallen, om aan te nemen dat rangwisseling ook ten aanzien van het pandrecht mogelijk is.
Dit betekent dat het mogelijk is te bepalen dat een recht van pand ten aanzien van een of meer pandrechten op hetzelfde goed een hogere rang heeft dan hem eigenlijk volgens het tijdstip van vestiging toekomt (zie de prioriteitsregel: oud gaat voor nieuw). Om een rechtsgeldige rangwisseling tot stand te laten komen moet uit een notariële akte blijken dat de pandhouders die door de rangwijziging in rang worden verlaagd daarin toestemmen.
Het voorgaande komt erop neer dat als op hetzelfde goed vier pandrechten rusten met een opvolgende rang en de houder van het vierde pandrecht wil wisselen van rang met de houder van het tweede recht, de houder van dit laatste pandrecht toestemming moet geven om deze rangwisseling te laten slagen. Het derde zal door de wisseling niet van rang veranderen, immers wisselen de tweede en vierde rang om. Omdat zijn rang niet gewijzigd wordt hoeft hij hiervoor geen toestemming te geven.
Maar als zijn rechtspositie wel wordt geraakt door de rangwisseling, werkt deze wisseling alleen tegen hem als hij met de rangwisseling heeft ingestemd. Denk hier aan de situatie waarbij de vordering van de pandhouder die vierde in rang was maar is gewisseld met nummer twee, groter is dan de vordering van de pandhouder die tweede in rang was. Door deze wisseling heeft de pandhouder met rang drie nog steeds dezelfde rang, maar hij kan wel benadeeld worden door de wisseling omdat er mogelijk minder voor hem overblijft. Om deze reden moet hij dan ook met de rangwisseling instemmen. Deze instemming is vormvrij en kan op ieder moment geschieden.
Heeft u vragen over het (vestigen van een) pandrecht of zoekt u advies hierin? Neem dan contact op met onze financieel recht specialisten Harm Jan Tulp of Sarah de Recht.
Sarah de Recht studeerde Nederlands recht aan de Rijksuniversiteit Groningen, met als specialisatie Ondernemingsrecht. Na haar studie is zij gaan werken in de bancaire sector waar zij de laatste jaren werkte als specialist op het gebied van zakelijke kredietverlening. In haar vrije tijd is zij onder andere actief als official voor de Nederlandse paardensportbond.
Sarah de Recht studeerde Nederlands recht aan de Rijksuniversiteit Groningen, met als specialisatie Ondernemingsrecht. Na haar studie is zij gaan werken in de bancaire sector waar zij de laatste jaren werkte als specialist op het gebied van zakelijke kredietverlening. In haar vrije tijd is zij onder andere actief als official voor de Nederlandse paardensportbond.