- 08-04-2024
- 08:00
- timer 2 minuten
De implementatie van de Omgevingswet markeert een significant moment voor het omgevingsrecht in Nederland. Deze wet, ontworpen om een integrale benadering van de fysieke leefomgeving te faciliteren, bevat een heldere verdeling van taken en bevoegdheden tussen de verschillende bestuurslagen.
Centraal in deze verdeling staat artikel 2.3 Omgevingswet, waar het subsidiariteitsbeginsel een prominente rol in speelt. Dit artikel beschrijft de algemene regels voor de verdeling van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen het omgevingsrecht over de verschillende overheidsniveaus: gemeenten, provincies en het Rijk. Het benadrukt dat de (vooral) gemeenten in principe de primaire verantwoordelijkheid dragen, tenzij specifieke wetgeving het anders bepaalt.
In dit artikel komt daarmee het subsidiariteitsbeginsel expliciet tot uiting. Omdat het subsidiariteitsbeginsel een belangrijk uitgangspunt is binnen de Omgevingswet, gaan we daarop in dit blog nader in.
Subsidiariteitsbeginsel: gemeentelijke bestuursorganen als eerste aan zet
Overeenkomstig artikel 2.3 Omgevingswet worden taken en bevoegdheden in eerste instantie toegekend aan gemeentelijke bestuursorganen. Deze voorkeur is gebaseerd op het principe dat de gemeente, als overheidslaag dichtst bij de burger, het meest geschikt is om zorg te dragen voor een veilige en leefbare omgeving. Deze benadering onderstreept echter geen absolute decentralisatie van macht, maar biedt een flexibel uitgangspunt waarbij de gemeente als eerste aanspreekpunt fungeert.
Subsidiariteitsbeginsel: provinciale Interventie
Provincies hebben specifieke bevoegdheden wanneer zaken het gemeentelijke niveau overstijgen of wanneer dit efficiënter is voor het behartigen van provinciale belangen. Artikel 2.3, lid 2, van de Omgevingswet begrenst de uitvoering van bevoegdheden door provincies tot situaties waarin specifieke provinciale belangen niet doelmatig of doeltreffend door gemeenten kunnen worden behartigd. Deze bepaling erkent de essentiële rol van provincies bij het adresseren van regionale vraagstukken die de capaciteit of bevoegdheden van individuele gemeenten overstijgen, zoals natuurbescherming en regionale infrastructuur. De wet vereist dat provincies hun acties motiveren, waarmee de nadruk ligt op een zorgvuldige afweging van subsidiariteit en proportionaliteit.
Subsidiariteitsbeginsel: De Nationale Dimensie
In situaties waarin nationale belangen in het geding zijn, voorziet artikel 2.3, lid 3, van de Omgevingswet in de bevoegdheid van rijksoverheidsorganen om in te grijpen. Dit lid specificeert dat ook het Rijk alleen actie mag ondernemen wanneer nationale kwesties niet effectief door provinciale of gemeentelijke besturen kunnen worden aangepakt. Hierbij kan gedacht worden aan thema's zoals klimaatadaptatie, energietransitie en landelijke infrastructuur. Ook hier geldt een strenge motiveringsplicht, die borgt dat inzet op nationaal niveau gerechtvaardigd is.
Conclusie
De Omgevingswet streeft een duidelijke verdelingen van bestuurlijke bevoegdheden met betrekking tot de fysieke leefomgeving na. De wet vraagt van hogere bestuurslagen om explicieter te motiveren waarom hun betrokkenheid nodig is. Dit alles onderstreept het uitgangspunt dat de gemeenten als eerste aan zet zijn in het waarborgen van een goede fysieke leefomgeving.
Heeft u vragen over dit blog, de Omgevingswet of het subsidiariteitsbeginsel? Neem contact op met één van onze omgevingsrecht-specialisten.