Inmiddels is het ‘Scheiden van Wonen en Zorg’ een feit. Als gevolg van diverse maatregelen van de overheid blijven steeds meer mensen met een zorgbehoefte langer thuis wonen en ontvangen zij niet langer een vergoeding van de woonlasten vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
Het scheiden van wonen en zorg heeft aanzienlijke gevolgen voor de zorg- en woningmarkt. Het vraagt van woningcorporaties en zorgorganisaties dat zij nauwer met elkaar gaan samenwerken. Dit ondanks de vaak conflicterende belangen en de complexiteit van de veranderde regelgeving.
Een aanzienlijk deel van de zorgbehoevenden die voorheen krachtens een zorgovereenkomst in een zorginstelling verbleven gaan voortaan zelfstandig huren en huur betalen. Hierdoor hebben zij in beginsel recht op huur(prijs)bescherming. Dit is een ingrijpende verandering als gevolg van het scheiden van wonen en zorg. Daarnaast zijn diverse wettelijke bepalingen over gebreken, servicekosten, het recht op medehuur en woningruil dwingendrechtelijk voorgeschreven.
Zorgorganisaties worstelen met de huur(prijs)bescherming die de wet aan (een deel van) haar cliënten biedt. Wanneer cliënten namelijk besluiten zorg van een andere zorgaanbieder af te nemen en de zorgovereenkomst opzeggen, maar de huurovereenkomst wél willen voortzetten (en dus in de zorginstelling blijven wonen), dan kan de zorgorganisatie zich geconfronteerd zien met aanzienlijke exploitatietekorten.
Ook de woningcorporatie die de zorglocatie verhuurt, loopt in dat geval tegen een aantal praktische problemen aan. Met name in de gevallen waarin de woningcorporatie rechtstreeks verhuurt aan de zorgbehoevende of waarin sprake is van een huur/onderhuur-constructie. Bij een huur/onderhuur-constructie verhuurt de woningcorporatie aan de zorgorganisatie en de zorgorganisatie onderverhuurt aan de zorgbehoevende. In beide situaties kan de woningcorporatie worden geconfronteerd met een cliënt van de zorgorganisatie die niet langer zorg ontvangt. In de praktijk heeft dit de nodige nadelige en financiële gevolgen (o.a. overlast, achterstallig onderhoud, vervuiling, et cetera). De huurder heeft geen recht op huurbescherming indien het zorgelement van de bewoning overheerst. Dit wordt verwoord in het zogenaamde koppelbeding.
Wilt u weten wat u kunt doen tegen een cliënt die niet langer zorg ontvangt, maar weigert te vertrekken? Lees dan de blog hierover.
Vanwege de hiervoor beschreven problematiek besluiten zorgorganisaties en woningcorporaties steeds vaker om afspraken te maken. Deze afspraken houden onder andere in dat zodra de huur- of zorgovereenkomst eindigt, de andere overeenkomst eveneens moet eindigen. Dit is het zogenoemde koppelbeding.
Een hardnekkig misverstand is dat het koppelbeding aan de cliënt de keuzevrijheid ontneemt om zelf te bepalen van welke partij hij zorg afneemt. Oók in het geval een koppelbeding is overeengekomen, staat het de cliënt vrij om de zorgovereenkomst met de zorgorganisatie te beëindigen. De cliënt zal zich echter moeten realiseren dat op het moment dat hij de zorgovereenkomst opzegt, hij vanwege de koppeling ook de zorglocatie moet verlaten. Op de zorgorganisatie en de woningcorporatie rust uiteraard de verplichting om de zorgbehoevende te informeren over de consequenties van deze koppeling van het wonen en de zorg.
In welke gevallen is een dergelijke koppeling tussen de zorg- en huurovereenkomst toegestaan? Wij kunnen u hierover adviseren.
Het scheiden van wonen en zorg heeft naast de hier besproken relatie tussen de huur- en zorgovereenkomst vele andere juridische gevolgen. Te denken valt aan de vraag hoe om te gaan met langlopende huurverplichtingen tussen zorgorganisaties en woningwoningcorporaties, de waardering van het zorgvastgoed en de daaraan gekoppelde maximale huurprijzen op basis van het woningwaarderingsstelsel, het mogelijke aanbestedingsrisico, het leegstandrisico en het passend toewijzen.
Ondanks dat er vaak sprake is van conflicterende belangen zijn er vele maatschappelijke redenen om de samenwerking aan te gaan. Ook zijn er geslaagde samenwerkingsverbanden tussen woningcorporaties en zorgorganisaties te creëren.
Kristien Croezen heeft hiermee ruime ervaring en kan u hierin bijstaan.
Kristien Croezen studeerde Nederlands recht aan de RUG (specialisatie privaatrecht) en in de tussentijd ook HBO-rechten (bestuursrecht en privaatrecht) aan de Hanzehogeschool Groningen. Voordat zij de advocatuur in ging, was zij onder meer griffier bij de sector civiel van de rechtbank Groningen. Kristien heeft ruime ervaring in het privaatrecht en is nu met name actief op het gebied van bestuursrecht en gezondheidsrecht. Zij deelt haar ervaringen en kennis graag door middel van het geven van lezingen en schrijven van blogs. Kristien is lid van de Vereniging voor Gezondheidsrecht.
Kristien Croezen studeerde Nederlands recht aan de RUG (specialisatie privaatrecht) en in de tussentijd ook HBO-rechten (bestuursrecht en privaatrecht) aan de Hanzehogeschool Groningen. Voordat zij de advocatuur in ging, was zij onder meer griffier bij de sector civiel van de rechtbank Groningen. Kristien heeft ruime ervaring in het privaatrecht en is nu met name actief op het gebied van bestuursrecht en gezondheidsrecht. Zij deelt haar ervaringen en kennis graag door middel van het geven van lezingen en schrijven van blogs. Kristien is lid van de Vereniging voor Gezondheidsrecht.