- 28-11-2022
- 08:00
- timer 2 minuten
Voor de bouwsector kwam er in 2019 een omslagpunt door de veelbesproken PAS (Programma Aanpak Stikstof)-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Na de PAS-uitspraak leek er een oplossing in het leven te zijn geroepen met een ‘partiële bouwvrijstelling’. Met een bouwvrijstelling was het bij een vergunningsaanvraag niet nodig om te berekenen of een natuurvergunning nodig is voor de bouwfase. Met de ‘Phortos-uitspraak’ is deze vrijstelling nu van tafel en wordt de bouwsector geconfronteerd met langere vergunningstrajecten en hogere kosten.
De bouwvrijstelling werd in het leven geroepen na de PAS-uitspraak
Op basis van het Programma Aanpak Stikstof werden activiteiten die mogelijk schadelijk zijn voor natuurgebieden, wel alvast goedgekeurd omdat er beschermende maatregelen in het verschiet lagen die schadelijke activiteiten zouden compenseren. De Raad van State oordeelde in 2019 dat deze toestemming ‘vooraf’ niet rechtsgeldig is. Het effect van de toekomstige beschermende maatregelen was namelijk onvoldoende duidelijk. Het gevolg was dat veel activiteiten weer vergunningsplichtig werden.
Om de gevolgen van de PAS-uitspraak enigszins te verzachten, werd de bouwvrijstelling in het leven geroepen. Door deze vrijstelling is de neerslag van stikstof die het gevolg is van de bouwfase, niet relevant voor het krijgen van een vergunning. Alleen de neerslag van stikstof die herleidbaar is naar het daadwerkelijke gebruik van het bouwwerk, speelt een rol bij de vergunning. De bouwvrijstelling gold voor een aantal specifiek genoemde bouwactiviteiten, waaronder ook sloop- en eenmalige aanlegactiviteiten.
De bouwvrijstelling is in strijd met Europese wetgeving
De bouwvrijstelling maakt dus een onderscheid tussen tijdelijke depositie van stikstof (tijdens de bouw) en permanente depositie van stikstof (tijdens het gebruik). De Raad van State heeft geoordeeld dat dit in strijd is met de Habitatrichtlijn. Volgens Europese wetgeving mag alleen van een vrijstelling (voor zowel tijdelijke als definitieve activiteiten) gebruik worden gemaakt als significante effecten van bepaalde activiteiten voor de betrokken beschermde (Natura 2000) uitgesloten kunnen worden. Niet duidelijk was wat de exacte effecten zijn van het gebruik van de bouwvrijstelling. Daarom oordeelde de Raad van State dat deze niet in lijn is met de Europese wetgeving op dit punt.
Ondanks dat uit de uitspraak blijkt dat de Afdeling zich bewust is van de uiteenlopende en met elkaar strijdige uitdagingen (woningtekort vs stikstofcrisis), kan de bouwvrijstelling niet overeind blijven.
Verder zonder bouwvrijstelling
Duidelijk is dat de bouwvrijstelling niet meer gebruikt kan worden. Bouwers en projectontwikkelaars vallen daarmee terug op het juridische kader van voor de bouwvrijstelling. Dit betekent dat met een voortoets (doorgaans uitgevoerd door een ecoloog) bekeken wordt wat de verwachte stikstofdepositie is en of significante gevolgen op Natura 2000 kunnen worden uitgesloten.
Kunnen dergelijke gevolgen niet worden uitgesloten, dient een passende beoordeling te worden gemaakt, danwel dient toestemming op grond van de Wet natuurbescherming te worden verkregen. Het gevolg is dat bij iedere nieuwe vergunningsaanvraag onderzocht moet worden wat de stikstofdepositie is van de bouw-, sloop- of aanlegfase én van de gebruiksfase. Voor projecten die (met toepassing van de bouwvrijstelling) zijn aangevraagd, maar waarop nog niet is beslist of die nog niet onherroepelijk zijn, adviseren wij alsnog de gevolgen voor Natura 2000 in kaart te laten brengen.
Vragen?
Heeft u naar aanleiding van deze blog vragen? Vraagt u zich af of uw bouwproject in gevaar komt? Neem dan contact op met één van onze Omgevingsrecht specialisten.