De bouwsector is hard geraakt door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 waarin het Programma Aanpak Stikstof (“PAS”) als basis voor vergunningverlening is vernietigd. Deze uitspraak heeft ertoe geleid dat bij elk afzonderlijk bouwproject beoordeeld wordt of de aangevraagde activiteiten neerslag van stikstof op beschermde natuurgebieden (de zogenaamde Natura 2000-gebieden) tot gevolg kunnen hebben en of daarmee toestemming op grond van de Wet natuurbescherming nodig is.
Als gevolg hiervan lopen veel vergunningentrajecten vast en lopen bouwprojecten (grote) vertraging op. Tel hier de huidige woon- én coronacrisis bij op en de noodzaak van een structurele aanpak voor de stikstofproblematiek wordt steeds groter. Het kabinet heeft op 24 april jl. dan ook besloten over de invulling van een dergelijke structurele aanpak van de stikstofproblematiek.
De structurele aanpak heeft als hoofddoel het realiseren van een gunstige (of verbeterde) landelijke staat van behoud van stikstofgevoelige soorten en natuurgebieden, maar heeft ook het doel om weer meer ruimte te creëren voor economisch en maatschappelijk relevante activiteiten voor bijvoorbeeld woningbouw, infrastructuur en industrie.
Onderdeel van deze structurele aanpak is de Wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (stikstofreductie en natuurverbetering) – of kort gezegd de “Stikstofwet” – . De Stikstofwet wijzigt de Wet natuurbescherming en de (toekomstige) Omgevingswet. Het streven is dat de Stikstofwet op 1 juli 2021 in werking treedt.
De Stikstofwet voorziet onder meer in:
Maar misschien belangrijker voor de bouwers en ambtenaren die betrokken zijn bij bouwprojecten; de wet voorziet in een partiële vrijstelling van de natuurvergunningplicht voor de bouwsector.
Artikel 2.9a van de Wet natuurbescherming bepaalt straks dat de tijdelijke gevolgen van de door de bouw veroorzaakte stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden buiten beschouwing worden gelaten bij het verlenen van toestemming op grond van de Wet natuurbescherming. Voor deze activiteiten geldt dus geen vergunningplicht.
De vrijstelling is om twee redenen partieel. In de eerste plaats geldt zij alleen voor de tijdelijke bouwfase van het project en niet ook voor de gebruiksfase. Voor de gebruiksfase moet nog steeds worden onderzocht wat de effecten daarvan zijn voor Natura 2000-gebieden. In de tweede plaats geldt zij alleen voor de gevolgen van stikstofdepositie. Voor andere verstoringen van beschermde waarden in Natura-2000 geldt, net als voorheen, dus géén vrijstelling.
De partiële vrijstelling geldt voor ‘activiteiten in de bouwsector’. Wat hier precies onder valt, wordt geregeld in het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering.
In artikel 2.5a van dit besluit is bepaald dat als ‘activiteiten van de bouwsector’ worden aangewezen:
Hiermee wordt gekozen voor een ruime uitleg van het begrip ‘activiteiten in de bouwsector’. Niet alleen de bouw van woningen en andere bouwwerken vallen hieronder, maar bijvoorbeeld ook de aanleg van infrastructuur, de aanleg van waterstaatswerken en sloopwerkzaamheden inclusief de daarmee samenhangende vervoersbewegingen.
Om misverstanden te voorkomen; de productie van bouwmaterialen (bijvoorbeeld binnen een inrichting) valt dan weer niet onder de definitie.
Met de partiële vrijstelling van de vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming wordt beoogd om de huidige impasse in de bouwsector te doorbreken. Voor de aangewezen activiteiten van de bouwsector geldt straks geen vergunningplicht meer op grond van de Wet natuurbescherming. Dit is voor de bouwsector een belangrijke ontwikkeling.
Hebt u vragen over de nieuwe Stikstofwet of hebt u andere juridische vragen over vergunningverlening bij bijvoorbeeld bouwprojecten? Neemt u dan contact op met Elzelou Grit.
Elzelou Grit studeerde Nederlands Recht (cum laude) specialisatie Staats- en bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij werkte bij twee (middel)grote advocatenkantoren in Noord-Nederland en bij een bestuursrechtelijk en bestuurskundig onderzoeks- en adviesbureau voor overheden. Elzelou volgde de specialisatieopleiding Omgevingsrecht (voorheen ruimtelijke ordening en milieu) aan de Grotius Academie in Nijmegen. Elzelou was tot voor kort lid/voorzitter van de Commissie Bezwaar en Beroep van de Provincie Flevoland. Deze commissie adviseert het college van Gedeputeerde Staten over de rechtmatigheid van genomen besluiten. Elzelou is als vennoot verbonden aan Yspeert advocaten.
Elzelou Grit studeerde Nederlands Recht (cum laude) specialisatie Staats- en bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij werkte bij twee (middel)grote advocatenkantoren in Noord-Nederland en bij een bestuursrechtelijk en bestuurskundig onderzoeks- en adviesbureau voor overheden. Elzelou volgde de specialisatieopleiding Omgevingsrecht (voorheen ruimtelijke ordening en milieu) aan de Grotius Academie in Nijmegen. Elzelou was tot voor kort lid/voorzitter van de Commissie Bezwaar en Beroep van de Provincie Flevoland. Deze commissie adviseert het college van Gedeputeerde Staten over de rechtmatigheid van genomen besluiten. Elzelou is als vennoot verbonden aan Yspeert advocaten.