- 25-11-2013
- 15:07
- timer 2 minuten
Met een rentederivaat kan een variabele rente worden geruild tegen een vaste rente. Dat zit zo.
Stel, u bent ondernemer en u heeft ter financiering van werkkapitaal een lening van EUR 100.000 bij uw bank. Deze lening heeft u afgesloten in 2007. Uw bank brengt u een variabele rente op basis van 1-maands euribor in rekening, verhoogd met een opslag van 1,0% (100 basispunten).
De euribor staat nu heel laag, maar dat is niet altijd zo geweest. Van eind 2007 tot in 2009 heeft het 1-maands euribortarief veel hoger gestaan; op 8 oktober 2008 zelfs op 5,197%. Veel ondernemers kregen in die periode het advies om het opwaarts renterisico af te dekken via een zogeheten renteswap. Dat klinkt natuurlijk aantrekkelijk. Het werkt als volgt.
Werking swap
U sluit een apart contract met de bank (dus los van de lening), op grond waarvan de bank aan u het 1-maands euribor rentetarief betaalt over een hoofdsom die in de swapovereenkomst is vermeld. Als het goed is, moet die EUR 100.000 zijn. Op uw beurt betaalt u de bank een vaste rente van – in dit voorbeeld – 5,0%, over diezelfde hoofdsom.
Onder de lening betaalt u dus het 1-maands euribortarief aan de bank, terwijl op grond van de swap de bank aan u het 1-maands euribortarief betaalt. Die bedragen vallen tegen elkaar weg, zodat u per saldo het vaste tarief van 5,0% betaalt, én natuurlijk de opslag van 1,0% die de bank had bedongen op het 1-maands euribortarief ter zake van de lening. Uw rentelasten zijn daarmee ogenschijnlijk gefixeerd op 6,0%.
Dat klinkt nog steeds alsof er risico’s worden afgedekt.
Maar de swap dekt niet alle opwaartse risico’s af, en introduceert ook risico’s:
1. De bank kan in veel gevallen de opslag op het bij de lening overeengekomen rentetarief verhogen. Het risico van de opslagverhoging wordt niet gedekt door de swap. Alleen de swaprente wordt dus gefixeerd, maar niet de opslag die de bank bij de lening had bedongen. Het risico van verhoging daarvan blijft gewoon bestaan.
2. Als de vaste rente hoger is dan de variabele rente, heeft de swap een negatieve waarde. Als u dan tussentijds van de swap af wilt (bijvoorbeeld omdat de werkkapitaallening wordt afgelost), dan moet u aan de bank de negatieve waarde betalen. Die wordt berekend aan de hand van (i) de (restant-)hoofdsom van de lening, (ii) de restant-looptijd van de swapovereenkomst en (iii) het verschil tussen de vaste swaprente en de variabele rente (in dit voorbeeld: het 1-maands euribortarief) op het moment van het beëindigen van de swapovereenkomst. Hoe hoger de hoofdsom van de lening, hoe langer de restant-looptijd van de swapovereenkomst en hoe groter het verschil tussen de vaste rente en de variabele rente, hoe hoger dit bedrag is.
3. Het omgekeerde geldt ook. Indien de vaste rente lager is dan de variabele rente, heeft de swap een positieve waarde. De bank moet dan aan u betalen wanneer de swap voortijdig wordt beëindigd. Maar het 1-maands euribortarief staat al zo lang zo laag, dat die situatie in de praktijk van vandaag niet of nauwelijks voorkomt.
Banken moeten klanten, die zij een swap verkopen, goed voorlichten over met name deze laatste eigenschappen. In de praktijk blijkt dat lang niet altijd het geval te zijn geweest. Dit is ook één van de uitkomsten van het rapport van de Autoriteit Financiële Markten dat op 25 september 2013 werd gepubliceerd.
Heeft u vragen over deze blog. Neem dan contact op met Harm Jan Tulp.