- 02-12-2024
- 08:00
- timer 4 minuten
Inleiding
Bij de teelt van gewassen worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Voordat deze middelen worden toegestaan, voert het Ctgb[1] eerst een toelatingsprocedure uit. Dat gebeurt op basis van de Wet gewasbeschermingsmiddelen.
Toch leven er soms zorgen over (potentiële) milieu- en gezondheidsrisico’s van toegelaten middelen. De afgelopen tijd is daar meermaals in kort geding over geprocedeerd. Die procedures waren aangespannen door omwonenden van lelietelers. Zij vrezen dat de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen schadelijk zijn en aandoeningen zoals Alzheimer, Parkinson en ALS kunnen veroorzaken.
In meerdere van die procedures zijn ingrijpende beslissingen genomen. Daarbij was het zogeheten voorzorgsbeginsel van belang. Deze blog geeft een overzicht van wat er speelt.
Het voorzorgsbeginsel
Het voorzorgsbeginsel vindt zijn oorsprong in het Europese recht. Het ziet op risicomanagement door de lidstaten van de Europese Unie. Bij gewasbeschermingsmiddelen brengt dit mee dat de lidstaten moeten waken voor stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid of het milieu. Bij een wetenschappelijk vermoeden van schadelijkheid kan het nodig zijn om daar (uit voorzorg) tegen op te treden. Wetenschappelijke zekerheid is daarvoor niet vereist.
De lidstaten moeten een hoog beschermingsniveau verzekeren, maar hoeven niet alle risico’s uit te sluiten. Ze hebben een zekere beoordelingsruimte om het voorzorgsbeginsel concreet toe te passen. Daarbij worden ook andere (zoals economische en sociale) belangen en doelstellingen afgewogen. Die beoordeling is vaak complex.
Uitspraken over het voorzorgsbeginsel bij gewasbeschermingsmiddelen
De procedures van omwonenden tegen lelietelers hebben geleid tot de volgende uitspraken.
Het eerste vonnis werd gewezen door de rechtbank Noord-Nederland, op 12 juni 2023. De rechter oordeelde dat de toelatingsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen van het Ctgb niet afdoende is. Het gezondheidsrisico van de gebruikte middelen werd voor omwonenden onaanvaardbaar geacht. De rechter vond dit zwaarder wegen dan het economische verlies van de teler. Daarom werd voor deze teler het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor de lelieteelt volledig verboden. Daarbij speelde ook mee dat lelies sierbloemen zijn en geen gewas dat van belang is voor de voedselzekerheid.
Op 10 juli 2023 deed het hof Arnhem-Leeuwarden uitspraak in hoger beroep. Het hof achtte de toelatingsprocedure van het Ctgb ook niet toereikend. In een belangenafweging vond het hof een totaalverbod op gewasbeschermingsmiddelen echter te ver gaan. Daarbij was onder meer van belang dat de lelieteler zelf al veel (extra) voorzorgsmaatregelen had genomen. De teler mocht van het hof vier middelen blijven gebruiken die nodig waren om de oogst af te maken. Andere gewasbeschermingsmiddelen werden wel verboden.
In latere uitspraken is steeds verwezen naar de hiervoor genoemde uitspraak van het hof. De specifieke belangenafwegingen leidden echter tot wisselende uitkomsten. Zo werd op 2 oktober 2023 door de rechtbank Noord-Nederland een verbod op gewasbeschermingsmiddelen afgewezen. De rechtbank Limburg sprak op 8 mei 2024 echter een totaalverbod uit.[2] De rechtbank Oost-Brabant legde op 19 juli 2024 een beperkt verbod op. Op 23 augustus 2024 wees diezelfde rechtbank Oost-Brabant een verbod evenwel af.
Ontvangst van de uitspraken
In de rechtsliteratuur zijn de uitspraken wisselend ontvangen.[3] Enerzijds wordt toegejuicht dat rechters verder kijken dan de toelating door het Ctgb. Anderzijds zouden rechters niet te veel op de stoel van het Ctgb moeten zitten. Verder is er kritiek geleverd op de directe toetsing aan het voorzorgsbeginsel. Dat zouden rechters in dit soort zaken niet mogen doen. Een kort geding zou zich daar ook niet voor lenen.
De rechtsliteratuur wijst ook op complicaties bij een onrechtmatige daad als grondslag voor een verbod. Omwonenden moeten dan namelijk aantonen dat de gewasbeschermingsmiddelen daadwerkelijk schade veroorzaken. Dat kan lastig zijn. Verder is voor een onrechtmatige daad (in beginsel) nodig dat de teler een verwijt kan worden gemaakt. Bij zorgvuldig gebruik van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen ligt dat niet direct voor de hand.
Kamerbrief over gewasbeschermingsmiddelen en het voorzorgsbeginsel
De rechterlijke uitspraken hebben ook aandacht gekregen in de Tweede Kamer. Zo is de regering verzocht om, samen met het Ctgb, het voorzorgsbeginsel te verduidelijken.
Op 19 november 2024 zond de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur een Kamerbrief aan de Tweede Kamer. Vermeld werd dat het Ctgb (door recente rechtspraak van het Europese hof) meer ruimte heeft om het voorzorgsbeginsel toe te passen bij gewasbeschermingsmiddelen. Het Ctgb heeft haar werkwijze hier ondertussen op aangepast.
De minister wees er ook op dat de genoemde uitspraken allemaal in kort geding zijn gewezen. De onderliggende materie is echter zo complex dat een bodemprocedure geschikter is. Dan is er namelijk meer tijd om de wetenschappelijke en juridische aspecten van de gewasbeschermingsmiddelen te beoordelen. De minister schreef dan ook:
‘Het is vooralsnog afwachten wanneer het tot een dergelijke bodemprocedure komt.’
Het is inderdaad te hopen dat nadere rechtspraak spoedig meer duidelijkheid biedt.
Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog of andere vragen over agrarisch recht? Neem dan contact op met onze agrarisch recht specialisten.
[1] College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
[2] Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld bij het hof Den Bosch.
[3] R. Ligtvoet en D.J.M.W. Jennissen, noot bij rechtbank Noord-Nederland 12 juni 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:2333, TvAR 2023/8153; N. Haireche, noot bij rechtbank Oost-Brabant 19 juli 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:3440, TBR 2024/127; R. Ligtvoet, ‘Het voorzorgsbeginsel in het civiele recht: voor al uw potentiële kwalen?’, TvAR 2024, afl. 9, p. 533-546.