- 07-08-2025
- 10:00
- timer 4 minuten
De burgemeester is op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd om over te gaan tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet als daarin drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig zijn. In de praktijk wordt veelvuldig geprocedeerd over deze sluiting van een woning op grond van de Opiumwet en de duur daarvan. Daarbij wordt vaak aangevoerd dat de sluiting onevenredig is in verhouding tot de gevolgen voor de bewoners. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 16 juli 2025 een overzichtsuitspraak gedaan waarin zij haar rechtspraak over sluiting van een woning op grond van de Opiumwet op dit punt verduidelijkt en aanscherpt.
Waar ging de casus over?
In deze zaak had de burgemeester van Rotterdam een besluit genomen tot sluiting van de woning op grond van de Opiumwet voor zes maanden nadat daar tijdens een politieonderzoek onder meer harddrugs, wapens en contant geld waren aangetroffen. De bewoonster, die op dat moment hoogzwanger was, verzette zich tegen de sluiting.
Bevoegdheid tot het sluiting woning Opiumwet
Op grond van artikel 13b van de Opiumwet kan de burgemeester een woning sluiten als daarin een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen. Daarbij is niet vereist dat sprake is van feitelijke handel of overlast. Ook de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs kan voldoende zijn voor het gebruiken van deze bevoegdheid tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet. De bevoegdheid van de burgemeester is bedoeld om de openbare orde te beschermen en herhaling van overtredingen te voorkomen. Het is daarmee een herstelsanctie en houdt een bevoegdheid in om een last onder bestuursdwang op te leggen. De bestuursrechter toetst de besluiten tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet van artikel 13b Opiumwet indringend.
In de onderhavige uitspraak werden grote hoeveelheden contant geld, wapens en drugs aangetroffen. Dat was volgens de Afdeling in beginsel voldoende om over te gaan tot sluiting van een woning. De burgemeester mocht aannemen dat de aangetroffen middelen bestemd waren voor verkoop of verstrekking, ook al was er geen NFI-rapport: een indicatieve test en een proces-verbaal volstonden in het bestuursrecht.
Evenredigheidstoets
Bij het besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet moet de burgemeester beoordelen of de sluiting ook evenredig is. De burgemeester toetst daarbij aan een aantal aspecten. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de sluiting geschikt is om het doel te bereiken. Het doel van de sluiting is het herstel van de openbare orde en het voorkomen van herhaling van de overtreding. In de tweede plaats moet de burgemeester beoordelen of de sluiting van een woning op grond van de Opiumwet noodzakelijk is. De burgemeester zal daarbij moeten nagaan of een minder ingrijpend middel had kunnen volstaan. In de derde plaats moet de burgemeester beoordelen of de sluiting evenwichtig is. Dat wil zeggen dat moet worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van het pand in redelijke verhouding staat. Daarbij moet de burgemeester rekening houden met de omstandigheden van het geval, waaronder de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen. In dat kader wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de mate van verwijtbaarheid, de bijzondere binding met de woning, aanwezigheid van minderjarigen en gevolgen voor de bewoner. Ter illustratie; in algemene zin wordt eerder geoordeeld dat sluiting van een woning onevenredig is als in de woning bijvoorbeeld kinderen wonen.
In dat kader kan ook het tijdsverloop een belangrijke rol spelen. Als er al lange tijd is verstreken en het sluiten van een woning niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen, dan is sluiting van de woning niet direct meer een geschikt middel. Kan de burgemeester de doelen nog wel met een sluiting van een woning op grond van de Opiumwet behalen, dan zal alsnog moeten worden beoordeeld in hoeverre de sluiting ook noodzakelijk is.
De Afdeling overweegt dat de evenredigheidstoets een indringende toets is, juist omdat sluiting van een woning een forse inbreuk maakt op het privéleven van de betrokkenen. In dat kader is met name artikel 8 van het EVRM van belang.
Hoe oordeelde de Afdeling in deze specifieke zaak?
De burgemeester was in deze casus, ondanks de zwangerschap van de bewoonster, overgegaan tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet omdat het belang bij bescherming van de openbare orde zwaarder woog. De Afdeling vond in dit specifieke geval echter dat het belang van de bewoonster zwaarder had moeten wegen en dat onvoldoende was onderbouwd dat de sluiting in dit geval noodzakelijk en evenwichtig was. In dat kader achtte de Afdeling onder andere van belang dat de bewoonster zelf geen betrokkenheid had bij strafbare feiten en dat de verdachte reeds in detentie zat. De burgemeester had daarnaast onvoldoende onderzoek gedaan naar alternatieven die minder ingrijpend zijn dan sluiting van een woning op grond van de Opiumwet.
Wat betekent deze uitspraak voor de praktijk?
In de praktijk zal, mede als gevolg van deze uitspraak, van burgemeesters worden gevraagd dat zij een indringende evenredigheidstoets uitvoeren voordat wordt overgegaan tot sluiting van een woning. Het enkele feit dat de bevoegdheid bestaat, wil nog niet zeggen dat die bevoegdheid in alle gevallen kan worden ingezet. Sluiting van een woning op grond van de Opiumwet is een dusdanige zware maatregel die ingrijpt in het privéleven van de betrokkene, dat een zorgvuldige belangenafweging noodzakelijk is. De persoonlijke omstandigheden van de betrokkene moeten daarin worden meegenomen.
Heeft u vragen over de sluiting van een woning op grond van de Opiumwet en de toepassing van de evenredigheidstoets? Onze bestuursrecht advocaten helpen u graag verder.