Bewijslast voor het wel of niet ontvangen van aangetekende post: bij de verzender of de ontvanger?

  • event25-09-2024
  • schedule08:00
  • timer4 minuten

Problemen met de aangetekende post zijn velen wel bekend. In juridische procedures wordt nog wel eens gesteld dat de brief die door een partij zou zijn verzonden, niet is ontvangen. Discussies ontstaan dan over de vraag of de verzender de post op juiste wijze heeft aangeboden en of het niet ontvangen van de brief aan de ontvanger kan worden toegerekend. Het risico daarvan is immers dat brieven niet op tijd worden ontvangen of dat een bezwaar of beroep niet ontvankelijk wordt verklaard. In een uitspraak van 29 augustus liet de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2024:5208) zich uit over de problemen met aangetekende post bij PostNL en de bewijslast die rust op de ontvanger.  

Waar ging de procedure over?

Omwonenden maakten bezwaar tegen een vergunning van rechtswege die zag op het dempen van een sloot. De omwonenden dienden bezwaar in door een e-mail te zenden aan het algemene mailadres van de gemeente, aan een ambtenaar van de gemeente en aan het mailadres van het omgevingsloket. De omwonenden hebben daarmee niet op de juiste wijze bezwaar ingediend. Ook was het bezwaar niet voorzien van een handtekening en ontbrak het adres.

De bezwarencommissie zond vervolgens per aangetekende post een brief aan de bezwaarmakers waarin wordt verzocht het bezwaar schriftelijk en voorzien van een handtekening nogmaals in te dienen. Op dit verzoek is niet gereageerd. De bezwarencommissie verzond vervolgens later nog eens een brief met hetzelfde verzoek, deze keer per koerier. Aan dit verzoek is door bezwaarmakers binnen de gestelde termijn voldaan. Bezwaarmakers stellen vervolgens dat zij de aangetekende brief niet hebben ontvangen en dat PostNL ook geen afhaalbericht heeft verstrekt,

Het college verklaart het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk en stelt dat aan appellanten kan worden toegerekend dat zij niet op het eerste verzoek dat per aangetekende post is toegezonden hebben gereageerd. Volgens het college was door PostNL een afhaalbericht verstrekt en is het voor eigen risico van appellanten dat zij de brief vervolgens niet hebben opgehaald. Tegen de beslissing op bezwaar is beroep ingesteld. In beroep staat de vraag centraal of appellanten voldoende hebben aangetoond dat zij geen afhaalbericht van PostNL hebben ontvangen.

Het standpunt in beroep

Appellanten stellen dat zij geen afhaalbericht hebben ontvangen en dat dit overeenkomt met eerdere ervaringen die zij hebben met het versturen van aangetekende post met PostNL. Appellanten voeren aan dat zij al vijf keer eerder de aangetekende post van de gemeente niet hebben ontvangen en merken op dat de bezorger van PostNL niet aanbelt, geen afhaalbericht achterlaat en de brieven direct naar het afhaalpunt brengt. Appellanten hebben bovendien een proef gedaan waaruit dat blijkt. De verzender ontving daarbij wel het bericht dat een afhaalbericht zou zijn achtergelaten.

Hoe zat het ook alweer met aangetekende post?

Op het moment dat de afzender van aangetekende post bewijst dat de brief tijdig en op de juiste wijze aan het juiste adres is verzonden, in principe wordt aangenomen dat de brief de ontvanger heeft bereikt, of dat het niet ontvangen van de brief in beginsel voor rekening van de ontvanger komt. Op het moment dat een afhaalbericht aan de ontvanger is verstrekt, komt het in principe voor rekening van de ontvanger als hij de brief niet afhaalt. Op het moment dat de ontvanger stelt de brief niet te hebben ontvangen en geen afhaalbericht te hebben ontvangen, is het aan die ontvanger om aannemelijk te maken dat de brief niet is ontvangen en dat geen afhaalbericht is verstrekt.

Bewijslast voor het niet ontvangen van de brief verlaagd

De rechtbank overweegt dat in algemene zin bekend is dat de bezorging van aangetekende post via PostNL niet altijd goed verloopt. Uit eerdere overwegingen van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2024:355) over de betrouwbaarheid van aangetekende post komt onder andere naar voren dat PostNL eerder zelf al constateerde dat de aflevering van deze post te wensen overlaat. Bovendien is het systeem van afhaalberichten eerder al als aandachtspunt aangewezen.

Daarmee is de vraag ontstaan welke waarde nog kan worden gehecht aan berichten van het systeem dat een afhaalbericht is achtergelaten. Te meer nu hieruit volgt dat bezorgers kennelijk nog wel eens anders handelen dan volgens de werkwijze zou zijn voorgeschreven. Uit eigen ervaringen van de rechtbank zou bovendien ook blijken dat met regelmaat niet wordt gereageerd op verzoeken die per aangetekende post aan procespartijen zijn verzonden en dat regelmatig wordt opgemerkt door procespartijen dat geen afhaalbericht is ontvangen. De rechtbank merkt op dat vaak juist wel wordt gereageerd als de brief daarna nog eens per gewone post wordt verstuurd.

Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet te hoge eisen moeten worden gesteld aan het beoordelen of een belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat geen afhaalbericht van de aangetekende post is achtergelaten. De rechtbank merkt daarover in dit specifieke geval op dat appellanten dat voldoende aannemelijk hebben gemaakt. Opvallend is dat de rechtbank daarbij vermeldt dat appellanten daarin zijn geslaagd, ondanks dat niet kan worden gecontroleerd of de door appellanten aangevoerde proef daadwerkelijk op de door appellanten gestelde wijze is verlopen.

De rechtbank legt de lat voor het bewijzen dat aangetekende post niet is afgeleverd en geen afhaalbericht is achtergelaten dus behoorlijk laag. Als door appellanten wordt gesteld en enigszins aannemelijk wordt gemaakt dat geen afhaalbericht is achtergelaten bij het aangetekende post stuk, is daarmee al voldoende aangetoond dat de brief niet is ontvangen. In dat geval kan het niet binnen de gestelde termijn voldoen aan een verzoek dus niet aan de belanghebbende worden tegengeworpen.

Conclusie

De rechtbank lijkt de lat ten aanzien van de bewijslast aan de zijde van de ontvanger niet erg hoog te leggen. Daarbij houdt de rechter voornamelijk rekening met de veelvoorkomende en bekende problemen die zich voordoen bij het verzenden van aangetekende post via PostNL. Uit deze uitspraak lijkt te volgen dat een geadresseerde er al snel in slaagt aan te tonen dat het bericht niet is ontvangen. Daarmee lijkt aan het bestuursorgaan een grotere verantwoordelijkheid toe te komen om (op andere wijze) zorg te dragen voor de ontvangst van de door het bestuursorgaan verzonden brieven.

Wilt u meer weten over wat deze uitspraak over aangetekende post voor u betekent? Onze advocaten bestuursrecht helpen u graag verder.

Geschreven door:

Merel Adema

Merel Adema studeerde Juridische Bestuurskunde (cum laude) en deed daarna de master Nederlands recht, specialisatie Staats-en Bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij werkte als bezwaarjurist bij het Instituut Mijnbouwschade. Merel Adema liep eerder stage bij de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen en heeft een onderzoeksstage gedaan bij de gemeente Groningen.

Merel Adema studeerde Juridische Bestuurskunde (cum laude) en deed daarna de master Nederlands recht, specialisatie Staats-en Bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij werkte als bezwaarjurist bij het Instituut Mijnbouwschade. Merel Adema liep eerder stage bij de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen en heeft een onderzoeksstage gedaan bij de gemeente Groningen.

Klik voor meer binnnen de categorie
Neem contact op

Klik hier voor het het privacybeleid van Yspeert advocaten n.v.