Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet DBA kon een zelfstandige een Verklaring arbeidsrelatie (VAR) aanvragen bij de Belastingdienst. Uit die VAR bleek dan of de in te schakelen opdrachtnemer ondernemer was voor de heffing van de inkomstenbelasting. De relaties met de opdrachtnemers die over een VAR beschikten, konden dan in de regel niet als een dienstbetrekking worden aangemerkt. Een VAR bood voor de opdrachtgever een fiscale vrijwaring: de opdrachtgever hoefde geen loonheffing (loonbelasting en premies werknemersverzekeringen) in te houden en af te dragen. Als bij de aanvraag van de VAR onvolledige of onjuiste informatie was verstrekt door de opdrachtnemer, dienden inkomstenbelasting en verschuldigde premies bij de opdrachtnemer (werknemer) te worden nagevorderd. De wetgever vond dat opdrachtgevers hiermee te veel fiscaal werden gevrijwaard. Om die reden is met de inwerkingtreding van de Wet DBA in 2016 een einde gemaakt aan de VAR. De VAR bleek moeilijk te controleren te zijn door de Belastingdienst. In plaats daarvan werden een aantal modelovereenkomsten gepubliceerd, die als richtlijn dienden om de samenwerking met opdrachtnemers behoorlijk in te richten. Door het afschaffen van de VAR liepen opdrachtgevers voortaan echter (opnieuw) het risico dat zij achteraf belastingen en premies verschuldigd konden raken, als er toch van een arbeidsrelatie sprake bleek te zijn. Vanwege de onrust die hierdoor ontstond bij opdrachtgevers, werd gelijktijdig besloten vooralsnog niet op de naleving te handhaven, het zogenoemde handhavingsmoratorium werd ingevoerd.
Het handhavingsmoratorium houdt concreet in dat de Belastingdienst bij opdrachtgevers over het verleden geen loonheffing naheft of boetes oplegt als achteraf toch sprake blijkt te zijn van schijnzelfstandigheid. Alleen als sprake is van het opzettelijk niet naleven van de regelgeving (kwaadwillendheid) kan de Belastingdienst dit wel doen. Ook kan de Belastingdienst sinds 2019 aanwijzingen geven als bij onderzoeken aan het licht komt dat arbeidsverhoudingen feitelijk toch als dienstbetrekking kwalificeren. Komt de opdrachtgever deze aanwijzingen niet binnen een redelijke termijn na, dan kan de Belastingdienst alsnog overgaan tot het opleggen van naheffingsaanslagen, correctieverplichtingen of boetes vanaf het moment van het geven van de aanwijzing. Daarnaast kan de Belastingdienst ook bij de (schijn)zelfstandige achteraf inkomstenbelasting navorderen. Het handhavingsmoratorium is aanvankelijk voor de duur van één jaar ingevoerd, maar is nog altijd van kracht. De reden daarvoor is dat een wettelijk alternatief voor de Wet DBA zou worden ingevoerd, maar er – ondanks herhaaldelijke pogingen daartoe – geen alternatieve regeling tot stand is gekomen.
In de Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt van 5 juli 2022 werd door het kabinet overwogen dat de groei van het aantal zelfstandigen onder het handhavingsmoratorium naast voordelen, ook nadelen met zich meebrengt. Het belang om vrijheid en ruimte voor zelfstandig ondernemerschap te behouden wordt door het kabinet onderkend, maar in teveel gevallen zou niet in lijn met de daarvoor geldende regels worden gehandeld. Om deze reden heeft de Belastingdienst handhavingsplannen arbeidsrelaties tot stand gebracht. Hierbij gaat de Belastingdienst uit van een drietal tranches. Iedere tranche representeert een fase waarbij de handhaving wordt uitgebreid naar een meer integrale benadering van de controle op schijnzelfstandigheid en de naleving van wettelijke voorschriften, waarbij het handhavingsmoratorium uiteindelijk opgeheven zal worden.
De eerste en tweede tranche
De eerste tranche startte per 1 januari 2023. Deze eerste fase naar het einde van het handhavingsmoratorium luidde: ‘Versterken en verbeteren van handhaving’. Doel van deze fase was voornamelijk om handhavingsinstrumenten te creëren die meer zicht zouden brengen op arbeidsrelaties, door het tot stand brengen van handhavingsteams, een landelijke detectiemodule en een werkgroep om de modelovereenkomsten te verkennen.
De tweede fase die per 1 januari 2024 aanving hield een verdere stap naar opheffing in en luidde: ‘Op weg naar opheffing van het handhavingsmoratorium’. Gedurende deze fase is – vooruitlopend op het opheffen van het handhavingsmoratorium – door de Belastingdienst meer personeel ingezet om actief samen te werken met de markt en de risico’s te inventariseren.
De derde tranche: 'Handhaven zonder handhavingsmoratorium'
Per 1 januari 2025 treedt de derde tranche in werking, die luidt: ‘Handhaven zonder handhavingsmoratorium’. Het daarbij behorende handhavingsplandocument wordt nog verwacht. Met inwerkingtreding van deze derde tranche, komt het moratorium te vervallen. Ook de aanwijzingen die nu nog door de Belastingdienst kunnen worden gedaan, komen dan te vervallen. Per 1 januari 2025 kan de Belastingdienst bij een constatering van een onjuiste kwalificatie van de arbeidsrelatie weer in alle gevallen correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen opleggen, eventueel met een boete.
Het handhavingsmoratorium werd in het leven geroepen om opdrachtgevers de ruimte te geven om de samenwerkingen die zij aangaan met (zelfstandige) opdrachtnemers, op een juiste manier vorm te geven. Zodra het handhavingsmoratorium komt te vervallen, wordt weer actief gehandhaafd op gevallen van schijnzelfstandigheid. Vanaf het moment dat het moratorium vervalt, treedt (opnieuw) een regulier toezicht in: dit houdt in dat de Belastingdienst met terugwerkende kracht, dat wil zeggen: tot aan de datum van de opheffing van het moratorium, correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes kan opleggen.
Vooruitlopend op het einde van het handhavingsmoratorium, kunt u dus nog de nodige maatregelen treffen om risico’s voor de loonheffing te voorkomen. Alle overeenkomsten met (zelfstandig) opdrachtnemers zullen moeten kunnen worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht. Controleer ook of deze afspraken daadwerkelijk worden nageleefd in de praktijk. U kunt bijvoorbeeld door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomsten gebruiken. Het gebruik maken van een goedgekeurde modelovereenkomst biedt echter geen garantie op een juiste kwalificatie van de arbeidsverhouding. Besteed daarom ook aandacht aan de praktische invulling van de samenwerking met opdrachtnemers, zodat feitelijk geen onzekerheid bestaat over de kwalificatie van de samenwerking.
Terwijl het handhavingsmoratorium nog van kracht is bestaat er dus nog ruimte om maatregelen te treffen en bestaande opdrachten – waar nodig – anders in te richten. Per 1 januari 2025, vanaf het moment dat het handhavingsmoratorium wordt opgeheven, zal de Belastingdienst de controle op schijnzelfstandigheid hervatten. Bereid u daarom tijdig voor en richt samenwerkingen met (zelfstandig) opdrachtnemers deugdelijk in, zodat u vanaf 1 januari 2025 niet onverhoopt met correcties, naheffingsaanslagen of boetes wordt geconfronteerd.
Wilt u meer weten over het handhavingsmoratorium of bent u benieuwd naar de mogelijke gevolgen die het opheffen van het moratorium heeft voor u? Of kunt u hulp gebruiken bij het beoordelen van de overeenkomsten die u gebruikt of de wijze waarop u samenwerkt met opdrachtnemers? Neem dan contact op met onze specialisten. Of meld u vrijblijvend aan voor een van onze trainingen omtrent dit onderwerp. Deze vindt plaats op maandag 23 september in Groningen en op maandag 30 september in Emmen.
Fardau Mol studeerde Nederlands Recht en Fiscaal Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze heeft daarbij het Honours college programma aan de Rijksuniversiteit Groningen afgerond, in welk kader ze heeft deelgenomen aan een Summer school in Lissabon. Voor haar overstap naar de advocatuur, is Fardau werkzaam geweest als fiscalist bij een middelgroot accountantskantoor. Fardau is lid van de Jongeren Commerciële Club Groningen, waarin zij actief is in de activiteitendivisie.
Fardau Mol studeerde Nederlands Recht en Fiscaal Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze heeft daarbij het Honours college programma aan de Rijksuniversiteit Groningen afgerond, in welk kader ze heeft deelgenomen aan een Summer school in Lissabon. Voor haar overstap naar de advocatuur, is Fardau werkzaam geweest als fiscalist bij een middelgroot accountantskantoor. Fardau is lid van de Jongeren Commerciële Club Groningen, waarin zij actief is in de activiteitendivisie.