We mogen niet ‘spontaan’ een terrasje pakken, we ‘mogen’ niet sporten in sportscholen en misschien wel het meest ingrijpend, we mogen niet ‘zo maar’ bij mensen (thuis of in zorginstellingen) op bezoek. Op LinkedIn en in de media zie ik steeds meer berichten over de mate waarin de maatregelen van de overheid worden gesteund. Steeds luider klinkt de vraag of een overheid ‘zo maar’ zulke vergaande maatregelen mag afkondigen? In deze blog leest u over de Spoedwet corona.
Natuurlijk ben ik niet de eerste jurist die deze vraag stelt. Was ik maar zo origineel … In blogs en artikelen zijn verschillende theoretische verhandelingen verschenen over grondrechten. Hierin komen veelvuldig termen voor als het ‘proportionaliteitsbeginsel’ en het ‘subsidiariteitsbeginsel’. Voor mensen met een lichte beroepsdeformatie (zoals ik) erg interessant, maar wellicht wordt u minder enthousiast van juridisch jargon en theoretische verhandelingen.
Toch merken we allemaal de beperkingen als gevolg van de maatregelen en wilt u misschien wel weten of dat allemaal wel kan. U bent niet de enige die zich dat afvraagt. Juist deze vraag is voor de Tweede Kamer aanleiding geweest om voorlichting te vragen aan de Raad van State. De Raad van State heeft die voorlichting inmiddels gegeven waarbij ingezoomd (niet via het vergaderprogramma) wordt op het inperken van grondrechten.
De Raad van State maakt in de voorlichting, naar mijn mening terecht, het onderscheid tussen de verschillende maatregelen. De oproepen om zo veel mogelijk thuis te blijven/werken, geen handen te schudden en te niezen op voorgeschreven wijze, zijn geen juridisch afdwingbare maatregelen. Het verbod op samenkomsten en evenementen, het verbod op (volledige) openstelling en het verbod op toegang tot zorginstellingen en woonvormen zonder toestemming van de beheerder zijn dit wel. De voorlichting van de Raad van State ziet op dat soort dwingend voorgeschreven maatregelen.
Grondrechten vind je in de Grondwet en verschillende verdragen, waarvan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) het meest bekende verdrag is. We kennen ‘klassieke grondrechten’ en ‘sociale grondrechten’.
De klassieke grondrechten worden doorgaans het meest aangehaald en zien op een individuele burger, bijvoorbeeld de vrijheid van godsdienst en meningsuiting en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dit zijn rechten waarvan we willen dat de overheid zich er vooral niet tegenaan bemoeit.
Voor onze sociale grondrechten zien we, in de hoofdregel (en los van politieke kleur), wel graag overheidsbemoeienis. De overheid zou zich moeten inspannen om deze sociale grondrechten te realiseren. Een sociaal grondrecht is bijvoorbeeld het bevorderen van de volksgezondheid.
Met enige regelmaat ‘botst’ een sociaal grondrecht met een klassiek grondrecht. Dit is ook wat met de Corona-maatregelen gebeurt. Het beschermen van de volksgezondheid botst met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (waaronder het huisrecht en familieleven).
Grondrechten van burgers kunnen beperkt worden, maar, kort door de bocht geformuleerd, alleen wanneer een wet daarin voorziet.
Er zijn verschillen in de eisen die aan een beperking van een grondrecht worden gesteld voor grondrechten op basis van de Nederlandse Grondwet en voor grondrechten uit verdragen. Om een theoretisch juridisch betoog hier te voorkomen verwijs ik de ‘die hards’ voor het onderscheid graag naar paragraaf 6 van de voorlichting van de Raad van State.
Op dit moment zijn het de verschillende noodverordeningen die onze grondrechten in de vorm van bezoek aan anderen, sportscholen en horecagelegenheden beperken. Er is sprake van een soort noodrecht dat op grond van de Wet publieke gezondheid in combinatie met de Wet veiligheidsregio’s is toegepast.
Zie voor een uitleg hierover onze eerdere blog die is geschreven met collega Denise de Jong. Zoals in de eerdere blog gesteld is er veel juridische discussie over de vraag of er wel voldoende wettelijke grondslag is voor de huidige vergaande beperkingen. Met andere woorden; wordt wel met een wet voorzien in de opgelegde beperkingen?
De Raad van State constateert dat in algemene zin het op deze wijze beperken van grondrechten in een strikte lezing van de grondwet niet is toegestaan, omdat de wettelijke grondslag (te) globaal van aard is.
De Raad van State acht het echter verdedigbaar dat in acute, concrete en levensbedreigende situaties, zoals het plotseling uitbreken van het coronavirus, een beperking van grondrechten mogelijk is gedurende een korte periode op zo’n globale wettelijke grondslag. Hierbij is van belang dat met de beperking juist de bescherming van een ander (sociaal) grondrecht is beoogd. Hier ziet u de hiervoor genoemde botsing van grondrechten terug.
Een meer solide wettelijke grondslag voor het beperken van onze tochtjes naar horeca, vrienden en familie is gewenst. In de eerste plaats omdat een noodverordening naar zijn aard alleen geschikt is voor een korte geldingsduur. Inmiddels is het iedereen duidelijk dat de coronacrisis langere tijd gaat duren. In de tweede plaats vanwege de hiervoor genoemde huidige globale wettelijke grondslag.
In de eerdere blog noemden wij al dat de wetgever bezig is met een wetsvoorstel Spoedwet Corona. Deze Spoedwet moet de huidige noodverordeningen gaan vervangen. De Raad van State doet in de voorlichting al een aantal handreikingen:
Het opstellen van deze wet zal een uitdaging zijn voor de wetgever. Telkens moet de balans worden gevonden tussen normalisering van de maatschappij en de volksgezondheid. Wij houden u uiteraard graag op de hoogte.
Heeft u naar aanleiding van het voorgaande vragen, neem dan contact op met Elzelou Grit.
Elzelou Grit studeerde Nederlands Recht (cum laude) specialisatie Staats- en bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij werkte bij twee (middel)grote advocatenkantoren in Noord-Nederland en bij een bestuursrechtelijk en bestuurskundig onderzoeks- en adviesbureau voor overheden. Elzelou volgde de specialisatieopleiding Omgevingsrecht (voorheen ruimtelijke ordening en milieu) aan de Grotius Academie in Nijmegen. Elzelou was tot voor kort lid/voorzitter van de Commissie Bezwaar en Beroep van de Provincie Flevoland. Deze commissie adviseert het college van Gedeputeerde Staten over de rechtmatigheid van genomen besluiten. Elzelou is als vennoot verbonden aan Yspeert advocaten.
Elzelou Grit studeerde Nederlands Recht (cum laude) specialisatie Staats- en bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij werkte bij twee (middel)grote advocatenkantoren in Noord-Nederland en bij een bestuursrechtelijk en bestuurskundig onderzoeks- en adviesbureau voor overheden. Elzelou volgde de specialisatieopleiding Omgevingsrecht (voorheen ruimtelijke ordening en milieu) aan de Grotius Academie in Nijmegen. Elzelou was tot voor kort lid/voorzitter van de Commissie Bezwaar en Beroep van de Provincie Flevoland. Deze commissie adviseert het college van Gedeputeerde Staten over de rechtmatigheid van genomen besluiten. Elzelou is als vennoot verbonden aan Yspeert advocaten.