Inwerkingtreding van de Omgevingswet weer uitgesteld. Wat betekent de Omgevingswet ook alweer voor u?

  • event17-02-2023
  • schedule08:00
  • timer5 minuten

Op 14 maart 2023 is het Koninklijk Besluit aangenomen dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 regelt. De eerdere streefdatum voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 juli 2023 is daarmee van de baan.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet wijzigen er veel regels voor initiatiefnemers van een projectontwikkeling. Wat betreft de wijzigingen die de inwerkingtreding van de Omgevingswet teweegbrengt is er al veel geschreven. Zo schreven wij ook een aantal blogs die u hier kunt teruglezen. Om uw geheugen op te frissen, geven wij u in deze blog een overzicht van een aantal belangrijke wijzigingen.

1. Het omgevingsplan is de opvolger van het bestemmingsplan en een beetje meer…

Een bestemmingsplan beschrijft wat mogelijk is op een bepaalde locatie. Verder zijn op dit moment nog diverse verordeningen van belang die ook regels bevatten over wat wel en wat niet mag. Bijvoorbeeld de regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening van een gemeente over het aanleggen van een uitweg of het kappen van (monumentale) bomen. Bij de inwerkingtreding van de omgevingswet worden al deze regels die in een bepaalde gemeente invloed hebben op de ‘fysieke leefomgeving’ gebundeld in het zogeheten omgevingsplan.

2. De Bruidsschat is de automatische decentralisatie van rijksregels naar het omgevingsplan

De inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft ook tot gevolg dat een groot aantal regels wordt gedecentraliseerd. Decentralisatie houdt in dat het Rijk de verantwoordelijkheid voor een groot aantal regels overdraagt aan gemeenten. Door middel van een invoeringsbesluit maken deze regels straks automatisch onderdeel uit van het omgevingsplan. Dit wordt ‘de Bruidsschat’ genoemd. In de overgangssituatie zullen veel (voormalige) rijksregels daarmee nog op gemeentelijk niveau van kracht zijn. Gemeenten mogen vervolgens zelf bepalen wat ze met die regels doen. Dat betekent dat er verschillen kunnen gaan ontstaan tussen gemeenten.

3. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet verdwijnt het exploitatieplan als instrument voor kostenverhaal bij projectontwikkeling

Kostenverhaal betekent dat de kosten voor de aanleg van openbare voorzieningen (zoals bestrating, lantaarnpalen, etc.) door de overheid op de initiatiefnemer worden verhaald. Deze kosten kunnen nu nog worden verhaald door middel van een exploitatieplan waarbij aan de omgevingsvergunning een betaalverplichting wordt gekoppeld. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten echter ook de mogelijkheid om in plaats van een exploitatieplan een zogenaamde anterieure (= ’voorafgaande’) overeenkomst te sluiten met de initiatiefnemer. Een anterieure overeenkomst is een privaatrechtelijk instrument als alternatief voor het publiekrechtelijk instrument van kostenverhaal in het exploitatieplan. In de praktijk is de anterieure overeenkomst de meest gekozen methode voor het verhalen van de kosten.

Onder andere vanwege deze huidige praktijk verdwijnt het instrument exploitatieplan met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Als geen anterieure overeenkomst wordt gesloten, dan kan een gemeente na de inwerkingtreding van de Omgevingswet alsnog betalingsverplichtingen aan het omgevingsplan of de omgevingsvergunning zelf verbinden. Een apart plan hiervoor is echter niet meer mogelijk.

4. Planschade wordt nadeelcompensatie en het peilmoment voor vaststelling van de schade verschuift

Planschade kan ontstaan door middel van een (wijziging van een) bestemmingsplan. Een gewijzigd bestemmingsplan kan bijvoorbeeld tot waardevermindering van een perceel leiden of tot inkomstenderving.

Planschade wordt onder de Omgevingswet gewijzigd naar nadeelcompensatie. Uitgangspunt van nadeelcompensatie is dat schade alleen kan ontstaan door een besluit dat rechtstreeks werkt. Er moet feitelijk schade ontstaan, bijvoorbeeld als een omgevingsvergunning wordt afgewezen door de gewijzigde regels uit het omgevingsplan. Er wordt dus niet meer gekeken naar de theoretische mogelijkheden op een bepaald perceel. Dit betekent in veel gevallen een aanzienlijke verschuiving van het moment waarop schade ontstaat. Het peilmoment verplaatst zich naar de concrete uitvoering van het schadeveroorzakende omgevingsplan.

5. Participatie is na de inwerkingtreding van de omgevingswet bij elke projectontwikkeling relevant

Participatie is één van de belangrijke thema’s van de Omgevingswet. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning moet men straks aangeven of en zo ja hoe, de omgeving is betrokken bij de totstandkoming van het project. De Omgevingswet schrijft in de hoofdregel niet voor wanneer de omgeving in voldoende mate betrokken is bij het project. Gemeenten kunnen hiervoor zelf regels vaststellen, bijvoorbeeld in een ‘Participatieverordening’. De mogelijkheid om te kunnen participeren, kan in sommige gevallen zelfs verplicht worden voorgeschreven. Kortom: onderzoek bij de ontwikkeling van een project altijd of er een participatieverordening geldt en welke regels hierin worden gegeven.

6. ‘De knip’ zorgt voor een verlichting voor projectontwikkelaars

Een andere belangrijke wijziging voor projectontwikkelaars is de “knip”. Op dit moment bestaat het verlenen van een omgevingsvergunning uit twee delen: een deel waarin de ruimtelijke afweging speelt en een deel waarin het initiatief wordt getoetst aan diverse bouwtechnische eisen. Beide onderdelen worden tegelijkertijd beoordeeld. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden deze onderdelen opgeknipt en worden het twee los van elkaar staande onderwerpen.

De knip kan praktische voordelen bieden. De vraag of een ontwikkeling ruimtelijk gezien wel is toegestaan, wordt namelijk eerst beantwoord. Pas als die vraag positief beantwoord wordt, kan gekeken worden naar de bouwtechnische onderdelen. Een ander gevolg van deze knip is dat de vraag of een ontwikkeling ruimtelijk gezien is toegestaan, wordt overgelaten aan de gemeenten die dit in het omgevingsplan kunnen regelen. Als voldaan wordt aan het omgevingsplan, zal geen vergunningplicht gelden. Nadeel daarvan kan zijn dat het per gemeente zal verschillen of het nodig is om een vergunning te hebben en dat zelfs de activiteit waarvoor eventueel een vergunningplicht geldt, kan verschillen.

7. Inwerkingtreding van de Omgevingswet leidt tot een kortere behandeltermijn voor vergunningen

Bij de inwerkingtreding van de omgevingswet wordt de korte (reguliere) voorbereidingsprocedure het uitgangspunt voor de behandeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning. Dit betekent voor veel projecten een grote versnelling. Binnen 14 weken (8 weken plus 6 weken voor een eventuele verlenging) moet zijn besloten op een aanvraag. In enkele uitzonderingen kan die termijn oplopen tot 16 weken. Dat lijkt misschien lang maar, om het in perspectief te plaatsen, de doorlooptijd van de lange (uitgebreide) voorbereidingsprocedure is 6 maanden en die termijn kan verlengd worden met 6 weken.

8. De vergunning van rechtswege verdwijnt met de inwerkingtreding van de Omgevingswet

Op dit moment geldt voor sommige vergunningen dat deze automatisch (van rechtswege) worden verleend als te laat wordt beslist op een aanvraag. Deze mogelijkheid verdwijnt in de Omgevingswet. Een aanvrager kan niet meer automatisch een vergunning krijgen. Wel houdt de aanvrager de mogelijkheid om een beslissing op de aanvraag af te dwingen op straffe van een dwangsom (een geldbedrag als prikkel om alsnog te beslissen).

Afsluitend

Deze wijzigingen zijn de meest in het oog springende wijzigingen die de inwerkingtreding van de Omgevingswet met zich meebrengen. De wet wijzigt uiteraard ook diverse andere onderwerpen.

Wilt u meer weten over de inwerkingtreding van de omgevingswet of heeft u naar aanleiding van het bovenstaande vragen, neem dan contact op met Elzelou Grit of Kristien Croezen. Zij adviseren u graag over wat de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor uw specifieke situatie betekent.

Geschreven door:

Elzelou Grit

Elzelou Grit studeerde Nederlands Recht (cum laude) specialisatie Staats- en bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij werkte bij twee (middel)grote advocatenkantoren in Noord-Nederland en bij een bestuursrechtelijk en bestuurskundig onderzoeks- en adviesbureau voor overheden. Elzelou volgde de specialisatieopleiding Omgevingsrecht (voorheen ruimtelijke ordening en milieu) aan de Grotius Academie in Nijmegen. Elzelou was tot voor kort lid/voorzitter van de Commissie Bezwaar en Beroep van de Provincie Flevoland. Deze commissie adviseert het college van Gedeputeerde Staten over de rechtmatigheid van genomen besluiten. Elzelou is als vennoot verbonden aan Yspeert advocaten.

Elzelou Grit studeerde Nederlands Recht (cum laude) specialisatie Staats- en bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij werkte bij twee (middel)grote advocatenkantoren in Noord-Nederland en bij een bestuursrechtelijk en bestuurskundig onderzoeks- en adviesbureau voor overheden. Elzelou volgde de specialisatieopleiding Omgevingsrecht (voorheen ruimtelijke ordening en milieu) aan de Grotius Academie in Nijmegen. Elzelou was tot voor kort lid/voorzitter van de Commissie Bezwaar en Beroep van de Provincie Flevoland. Deze commissie adviseert het college van Gedeputeerde Staten over de rechtmatigheid van genomen besluiten. Elzelou is als vennoot verbonden aan Yspeert advocaten.

Klik voor meer binnnen de categorie
Neem contact op

Klik hier voor het het privacybeleid van Yspeert advocaten n.v.